Keti Koti: Wij slaven van Suriname herlezen
Het was 1982. Ik studeerde Sociale Geografie van de Ontwikkelingslanden aan de Katholieke Universiteit Nijmegen. Voor mijn doctoraalscriptie zou ik voor een paar maanden naar Suriname gaan om de positie van kleine boeren te gaan bestuderen. Ik volgde een cursus Sranan Tongo en las veel om goed voorbereid te zijn op mijn onderzoek.
En …. in 1981 verscheen de 3e druk van Anton de Kom’s “Wij slaven van Suriname”.(1)
Inmiddels, en terecht, is Anton de Kom, zijn leven en zijn werk opgenomen in de canon van Nederland. Een geschiedenis van “ons” wingewest in de West, vol gruwel, mishandeling, angst en terreur.
De “herontdekking” van Anton de Kom met zijn “Wij slaven van Suriname” leidde destijds echter niet tot een breed maatschappelijke discussie en gedeelde erkenning van zijn werk. Wel pastte het destijds in een reeks van nieuwe publicaties met historische, economische en wetenschappelijke analyses met een progressieve, soms marxistische signatuur, over slavernij en kolonialisme. Ik las de boeken van wetenschappers en publicisten als Waldo Heilbron, Glenn Willemsen, Ruben Gowricharn, Hans Ramsoedh en Sandew Hira. Het boek van de Kom was voor allen van hen het fundament voor hun onderzoek, analyse en publicatie.
De huidige maatschappelijke discussie maakt van de huidige nieuwe editie van het boek (2020), voorzien van een aantal inleidingen, wel een publiekstrekker. Het vormt daarmee tegelijkertijd, voor mij, voldoende aanleiding om het boek te herlezen. Uit een column van Harriet Duurvoort, in de Volkskrant van 4 april jongstleden, blijkt ik niet de enige die het boek heeft herlezen. Zij leest weer de gruwelijkheden van de slavernij. Dat was wat zij en ik ook 40 jaar geleden lazen. Bij Duurvoort leidt het herlezen tot introspectie; haar persoonlijk pad binnen de Evangelische Broedergemeenschap in Amsterdam en haar twijfel en strijd een plaats te geven, die uitmondt in “geïnternaliseerd ongemak”.
Ik wil bij het herlezen van het boek de tekst confronteren met de huidige discussie over het aanbieden van excuses voor het slavernijverleden, over herstelbetalingen, racisme en discriminatie.
Macht bij de plantage-eigenaren
Centraal in de analyse van de Kom staat de machtselite, van het complex van investeerders, financiers, aandeelhouders en planters. (2)
De West-Indische Compagnie (WIC) regeerde de koloniën op basis van een octrooi. De WIC was een privaatrechtelijk bedrijf, met als aandeelhouders de stad Amsterdan en Cornelis van Aerssen van Sommelsdijck. Zij hadden het alleenrecht voor handel en scheepvaart op het hele Westelijk Halfrond. Het octrooi werd verleend door de Republiek der Zeven Provinciën, een gebied kleiner dan wat nu het Koninkrijk der Nederlanden vormt. Vervolgens trok de republiek de handen af van het bestuur van de kolonie . De Staten-Generaal had in de vorm van een gouverneur een vertegenwoordiger in de kolonie. De geschiedenis leert dat de rol van de gouverneur beperkt was en pas bij excessen echt optrad. De WIC diende haar handelen later te verantwoorden aan de Staten-Generaal.
In zijn geschiedschrijving legt de Kom voortdurend de nadruk op het gewelddadige karakter van het koloniale systeem, op mishandeling, de terreur en de angst, het systeem in het geheel. Slavernij was daar een onderdeel van; een gevolg van de productiewijze, van de plantage-economie die veel arbeid vereiste en het feit dat er weinig arbeid voorhanden was. Slaven worden in hun aspecten van hun dagelijks leven verbonden aan de plantage, werk, wonen, voedsel, medische zorg. De enige keuze die slaven restte was vluchten en zich vestigen in de jungle; de marronage. En zelfs daar werden hun nederzettingen voortdurend aangevallen.
Het plantagesysteem gaf blanken de macht veel vrijheidsgraden. Zij waren werkgever, burgemeester, wethouder, notaris en dergelijke. Hun vrijheid is niet onbegrensd. Er zijn voorbeelden van excessen waarbij het centraal gezag planters arresteerde en veroordeelden. De rechtszaken werden niet gevoerd als genoegdoening voor slachtoffers, maar als waarschuwing voor andere planters en dan met name om eventuele strubbelingen bij de Staten en de publieke opinie in de Republiek de mond te snoeren.
Keuzes of voornemen door de gouverneurs van de Staten-Generaal voor een humaner ethisch kompas waren er ook. Er waren gouverneurs die hun hart wilden laten spreken en zich niet alleen door excessief winstbejag gedreven wisten. Nooit werd de slavernij ter discussie te stellen.
Zo beschrijft de Kom de pogingen van enkele gouverneurs die de levensomstandigheden van slaven wilden verbeteren. Deze voorstellen zouden wellicht het machtsmonopolie van de plantage-eigenaren in gevaar kunnen brengen. Deze voorzichtige aanzetten werden snel gepareerd, door de elite in Suriname zelf of door die in Nederland. Na brieven van de planters aan de Staten-Generaal werden gouverneurs gedwongen terug te keren op hun plannen en werden ontslagen. De Kom wijst bijvoorbeeld op de pogingen van de gouverneurs Elias (1842-1845) en van Raders (1845-1852) om de leefomstandigheden van Surinamers enigszins te verbeteren. De Kom verklaart dat een deel van dat streven van deze gouverneurs werd ingegeven door het besef dat het systeem van slavernij niet alleen niet langer moreel noch bedrijfseconomisch langer te verdedigen of efficiënt was. In de Britse koloniën was de slavernij inmiddels afgeschaft en in 1848 volgde Frankrijk .
Overigens was het de plantage-eigenaren duidelijk: de slavernij zou ten einde komen. Dat het tot 1863 zou duren was met name te danken aan de voortdurende lobby van planters om hun “verliezen” te beperken en zoveel mogelijk geld als compensatie te ontvangen en om een tussenfase (Staatstoezicht) af te dwingen.
De afschaffing van de slavernij
De opvatting van de Kom over de afschaffing van de slavernij is vrij duidelijk; het was een uitsluitend en e juridisch, wettelijk en boekhoudkundige afschaffing was, ook na de beëindiging van het Staatstoezicht, was slavernij, in zijn dagelijkse vorm, niet ten einde. Het leidde tot een vrijheid die in wetteksten was vastgelegd, het dagelijks leven veranderde nauwelijks. Sterker nog; door contractarbeiders uit India en Indonesië te halen werd de arbeidsmarktpositie van de “vrije” zwarte Surinamer slechter. Een slaaf of slavernij zijn voor de Kom in de kern geen juridische begrippen, waar een vorm van gedwongen arbeid. (3)
Slavernij is een vorm waarbij arbeiders in dit geval koloniale setting, gedwongen dienfden te werken onder slechte voorwaarden en werden uitgebuit. De Kom beschouwt ook contractarbeid als een vorm van slavernij. Daarmee was slavernij ook niet uitsluitend een raciale kwestie die zich beperkte tot zwarte Surinamers , ook de Hindostaanse en Javaanse contractarbeiders waren voor hem slaven. Slavernij is een vorm waarbij arbeiders in een regime van mishandeling, angst en terreur op een zodanige manier gedwongen werden te werken dat daarmee de winsten voor de plantage-eigenaar of fabrikant werden gemaximaliseerd. De juridische status van slaaf, contractant of arbeider of bedrijfs administratieve bepaling van arbeid zijn voor de Kom minder relevant. Met dit uitgangspunt koos de Kom voor het verbeteren van de positie van alle onderdrukte Surinamers. De keuze en de inzet voor alle bevolkingsgroepen staan centraal in zijn werk in Suriname. (Overigens ook bij zijn schrijven en het verzet in de Tweede Wereldoorlog)
De Kom ziet in de afschaffing van de slavernij geen fundamentele verbetering van de levensomstandigheden, zelfs niet voor de rechtspositie van zwarte Surinamers. Bij de passage “DE VRIJHEID” (pagina 105-106, 3e druk, 1981) verwijst de Kom naar het werk van Simon Linguet die in 1763 (100 jaar voor de afschaffing!) al schreef over het verschil tussen slavernij en dat wat de Kom “vrije” dienstbaarheid noemt. De Kom acht de positie van de “vrije” arbeider op bepaalde terreinen zelfs slechter dan die van een slaaf:
“…. is dienstbaarheid slechts een zachte naam voor een nog harder zaak dan slavernij was. De slaaf werd tenminste gevoed, zelfs als hij niet werkte, zoals onze paarden die alle dagen hooi in de ruif vinden. Maar wat wordt er van de vrije dagloner, die dikwijls slecht betaald wordt als hij werkt, wat wordt er van hem als hij niet werkt? Hij is vrij, maar zie daar zijn ongeluk!
pagina 105.
De gesel van de slavernij zoals vastgelegd in het slavenreglement, maar de gesel in handen van de slavendrijver werd vervangen door de zweep voor een “vrije” arbeider, de illusie van vrijheid van de dagloner, de contractarbeider, de balata-bleeders, de houtkappers enzovoorts.
Het effect van de afschaffing van de slavernij was niet de vrijheid van arbeiders, maar de continuering van winsten van plantage-eigenaren. Voor andere plantage-eigenaren eigenaren was de compensatie voor het “verlies” van hun slave dermate interessante dat het rendement van stoppen hoger was dan het voortzetten van de plantage.
“Het geld dat zij voor hun slaven ontvingen, bood hun slechts de goede kans zich voorgoed uit alle beslommeringen terug te trekken, hun plantages achter te laten, om in het moederland met het verworven kapitaal goede sier te gaan maken.”
pagina 109
Bezittingen werden verkocht, plantages ontmanteld, suikerriet werd van het land gehaald, koffiestruiken uit de grond gerukt. Plantages werden, door de geldbeluste eigenaren, weer teruggegeven aan de jungle.
“De ondergang der kolonie is niet aan de luiheid der slaven, maar aan de hebzucht hunner meesters te wijten.”
pagina 109
Sterker nog, de afschaffing van de slavernij leidde in bredere zin tot meer uitbuiting van land en inwoners van Suriname.
Oproep
Anton de Kom sluit zijn historische analyse af met de volgende zinnen: (4)
“O, wij hadden dit boek nog veel langer en nog veel groter kunnen maken. De koloniale baaierd is onuitputtelijk, we hadden de waterleidingkwestie, de in en in treurige medische zorg, het gebrek aan onderwijs, de rassenwaan, en duizenden andere grieven uit kunnen stallen.
Wij doen het niet.
Wij willen slechts één ding aantonen: gekleurde landgenoten gij waart slaven, gij zult in armoede en ellende blijven leven, zolang gij geen vertrouwen hebt in uw eigen proletarische eenheid. Niet met hier en daar een grondje, een schop of ploeg op crediet zijn wij te helpen.
Een groot plan van nationale reconstructie is nodig, een plan met collectieve grootbedrijven met moderne outillage in handen van de arbeiders van Suriname.
Onze nationale welvaart zal met eigen handen opgebouwd moeten worden.
Dit plan eist alle inspanning van ons Surinamers. Doch eerst moeten in ons land de proletariërs tot strijdvaardig klassenbewustzijn komen, eerst moeten zij met de oude slavenketenen ook de oude slavenmentaliteit af moeten schudden.”
pagina 158
Het werk van de Kom is een verhaal over de geschiedenis van de kolonie Suriname. Een heldere en duidelijke analyse. Het is een aanklacht, een pamflet tegen onderdrukking, geweld, terreur en uitbuiting van alle Surinamers, ongeacht ras, taal, religie, cultuur..
Tegelijkertijd is het een verhaal over de kracht van de Surinamer, zijn opstand en verzet. Zijn boek schreef hij door zijn liefde voor zijn land en de medemensen.
Het boek “Wij slaven van Suriname” is vooral een oproep om zelf vrijheid te realiseren, met gedeelde solidariteit te strijden tegen de kolonisator en diens vazallen. Van hen hoeft de Surinamer geen rechtvaardigheid te verwachten. Het is aan de Surinamer zelf om na Keti Koti, de juridische afschaffing van de slavernij in 1863/1873 deze definitief te beëindigen, zoals in bovenstaand citaat vermeldt: “eerst moeten zij met de oude slavenketelen ook de oude slavenmentaliteit af moeten schudden.” ,
Keti Frustu, Keti Koti, Keti Nyun
Zoals eerder gesteld: het juridische systeem van slavernij past in het laatste kwart van de 19e eeuw niet langer bij de snelle veranderingen in de wereldeconomie. De Industriële Revolutie, de innovaties, de grootschaliger massaproductie, de overstap van suikerriet naar suikerbieten, het succes van het Cultuurstelsel in Nederlands-Indië, het kolonialisme (het formele bezit van een gebied) dat plaatsmaakt voor imperialisme (beheersing door middel van macht) en de gedachte dat een landarbeider op contract of loon uiteindelijk goedkoper was dan slaven. De kettingen van de slavernij bleken verroest, “Keti Frustu”. In 1863/1873 werden de juridische ketenen verbroken, Keti Koti. Daarvoor kwamen echter nieuwe ketenen voor in de plaats, Keti Nyun. Slavernij eindigde niet; zij kreeg een andere vorm.
We moeten het werk van de Kom plaatsen en begrijpen in de politieke filosofie van bijvoorbeeld Frederick Douglass (die vocht tegen slavernij), Booker T. Washington (die opkwam voor burgerrechten van zwarten) en Marcus Garvey. Garvey was in 1914 in Jamaica oprichter en leider van de Universal Negro Improvement Association (UNIA). Vanaf 1917 waren Garvey en de UNIA vooral actief in de Verenigde Staten. Maar het was een internationale beweging, zo kende ook Suriname een UNIA-afdeling. (5)
Het motto van de UNIA destijds werd decennia later door Bob Marley verwoord in het laatste nummer op zijn laatste LP. Daar zingt hij in zijn “Redemption Song”:
“Emancipate yourselves from mental slavery. None but ourselves can free our minds.”
De oproep van Anton de Kom sloot onmiskenbaar aan bij de UNIA-gedachte. De Kom en zijn analyse sloten ook aan bij het werk van Otto en Hermina Huiswoud, een echtpaar dat op basis van hun marxistisch-leninistische ideologie over de hele wereld streed tegen kapitalisme en kolonialisme.
De huidige maatschappelijke discussie vormde voor mij de aanleiding om “Wij slaven van Suriname” te herlezen.
Ik lees de aanklacht tegen de kolonisator en het kolonialisme, tegen de daaraan verbonden machtselite die winst wil maximaliseren en daarbij geen middel onbeproefd liet en terreur, mishandeling en moord niet schuwde.
Ik lees vooral een oproep aan alle Surinamers om in solidariteit, op basis van een gedeelde geschiedenis en gedeelde belangen, het heft in eigen hand te nemen; geen hulp te verwachten van de kolonisator.
Hoe vanzelfsprekend wellicht de wens om excuses voor het slavernijverleden ook lijkt, in “Wij slaven van Suriname” lees ik niets dat in die richting zou kunnen wijzen. Voor begrip van of hulp door de kolonisator hoeft men immers niet te rekenen.
Zoals ik het boek lees beantwoordt de Kom de schuldvraag, maar verwacht geen formeel, juridisch vonnis, noch in de vorm van excuses, noch in de vorm van bijvoorbeeld herstelbetalingen. De Kom roept op te veroordelen, verwacht geen mea culpa van de kolonisator, maar roept op niet te blijven hangen in een slachtofferrol. De Kom schreeuwt om de slavenmentaliteit af te schudden met een zelf gekozen, zelfbewuste, rechtvaardige en daadwerkelijke omkering van de maatschappelijke en economische omstandigheden, een revolutie.
Eindnoten
1. De paginaverwijzingen zijn gebaseerd op de 3e druk van 1981.
2. Die machtselite is internationaal. Wat me altijd opvalt zijn de verschillende nationaliteiten van betrokkenen: Duitsers, Zweden, Hongaren, Portugezen. Betrokkenen zijn niet alleen planters, ook een belangrijk deel van de huursoldaten kwam uit heel Europa. Het toont maar aan dat macht, geld en winst zich niet storen aan geografische of nationale grenzen en dat het belang van naties beperkt was.
3. Keti Koti of Keti Frustu. De ketenen van de slavernij waren verroest. In een artikel ben ik hier dieper op ingegaan. Verbroken of verroest? De afschaffing van de slavernij in Suriname https://werkgroepcaraibischeletteren.nl/verbroken-of-verroest/
4. Na dit onderdeel van het boek komt nog een verslag van de Kom’s adviesbureau, de opstand die daar op volgde, het politieoptreden en het gedwongen vertrek naar Nederland.
5. Lees hiervoor mijn artikel “Een speurtocht naar Rijts”, OSO, Tijdschrift voor Surinaamse taalkunde, letterkunde en geschiedenis, Jaargang 19, pagina 309-319.
Fred Verhees
25 juni 2023